Dit had in 2017 niets met water te maken!

Toen ik het over de waardering had die ik geniet in het dorpje waar ik woon vergat ik dit nog te vermelden. In B-Magazine in 2017 publiceerde de culturele dienst van mijn woonplaats dat er een erg bijzondere tentoonstelling van kunstwerken die vervaardigd zijn met water én met water als onderwerp zal doorgaan in het Casino van Beringen van 21 mei tot 11 juni 2017. Ik dacht dat komt erg goed uit, dat is helemaal in mijn kaart. Sinds 1984 werk ik uitsluitend met waterverf (aquarel). Komt daarbij dat ik meerder malen ook water als onderwerp gebruikt heb. Maar bij de publicatie en bekendmaking van de deelnemers bleek dat ik NIET geselecteerd was. Bij mijn vraag om uitleg wist men mij te vertellen dat om organisatorische redenen mijn werk niet geselecteerd werd en voor de tentoonstelling ook niet omdat mijn werk niet in het geheel van de tentoonstelling paste. Een wat rare gedachten kronkel. Ik kan het niet laten dit toch ook te vermelden maar de uitleg die hiervoor uitgevonden is daar kun je een olifant mee vellen.

Ik kan hier alleen uit afleiden dat voor mij de deuren van het Casino in de toekomst steeds zullen dicht blijven. Ik lig daar toch nog steeds wakker van want het is spijtig wanneer je werk in je eigen woonplaats steeds uit de boot valt, weliswaar met zeer grondige redenen en dus terecht?  Uit al wat hierover al publiceerde blijkt duidelijk dat dit geen toeval meer is, daar moet meer achter zitten.

Geen enkele van deze waterverfwerkjes was dus te zien zijn op de tentoonstelling “Waterpaintings” maar natuurlijk altijd hier in Koersel in het huis of de waterpeinter himself en in Oktober 2023 in CC Het Gasthuis in Aarschot met nog 119 andere aquarellen en allemaal met water en waterverf.

Niet kurkdr1518

Fabriano forever…?

Ik ging met mijn gezin in de jaren 80 en 90 ieder jaar voor een maand naar Elcito in de Marche (It.). Het was een piepklein dorpje op 840 m. hoogte met oorspronkelijk 11 inwoners (herders). Het ligt op ongeveer 10 km van Fabriano. Ik begon er na een tijdje te schilderen met een aquareldoosje dat ik van mijn Antoinette had ontvangen. Ik schilderde de omgeving plein-air als een volslagen amateur. Na verloop van tijd wist men in Fabriano dat ik een “artist” was en veronderstelde men dat ik voor het wereldberoemde papier kwam. Ik viel uit de lucht, kende het niet. Enkel tijd later leerde ik iemand kennen die me de carta di Fabriano bezorgde. Mijn eerste papier kocht in in de plaatselijke boekhandel en die man maakte daar zo een mooi pak van dat ik eenmaal thuis gekomen het ging schilderen. Dit leverde de reeks over Leonardo da Vinci en uiteindelijk Theonardo op.

Toen de kinderen eenmaal groter waren en niet meer meegingen gingen we dan naar Toskane want in Elcito waren alle bewoners op ééntje na overleden. Maar ik was er ondertussen een gepassioneerde aquarellist geworden. Jaren later waren de Italiaanse aquarellisten op een tentoonstelling van het AIB te gast en vermits ik de enige was die wat Italiaans maar dan van de “herders” sprak , plaatste men me naast de grote Angelo Gorlini. Toen men rond 2012 à 13 in Fabriano starte met FabrianoInAcquarello vroeg men aan Gorlini of hij geen Belg kende om de Belgische delegatie te leiden. Zo kwam men bij mij terecht en dus niet zoals ik eerst dacht omdat ik Fabriano kende. Zodoende ging ik in 2013 een eerste maal met een groep naar Fabriano. In de begin fase was dat nog zonder de Franstaligen. Ik werd in Fabriano telkens fantastisch ontvangen, het was als thuiskomen. Ik kreeg er zelfs een tentoonstelling met mijn conceptuele aquarelkunst van 2 maanden in een nieuw complex. Maar het werd groter met meer regels en regeltjes en logies problemen enz. Maar nu is het genoeg aan het worden. Je kan je niet voorstellen wat de zeer uitgebreide communicatie middelen voor mogelijkheden bieden om te negeren, niet te bekijken, maar half te bekijken, slecht te begrijpen etc en enz. Maw niet aandachtig lezen en moeite doen om te onthouden en op te volgen. Ook het taalprobleem is een handicap. Oorspronkelijk was alles in het Nederlands maar met de Franstaligen erbij moest dat anders. Eerst vertaalde ik alles wat in het Engels uit Fabriano kwam in het Nederlands en daarna ook nog eens in het Frans. Maar er kwamen zoveel reglementen en regels bij dat ik alles in het Engels doorstuurde. Maar enkele Francofonen verstonden dat niet en dan moest in weer ingrijpen. Maar dit jaar was dit alles de druppel die de emmer deed overlopen. Op 60 à 70% van de mails van gegadigden moest ik reageren, soms tot 4 à 5 maal toe voor één deelnemer op één email. Ik legde een zwarte lijst aan. Kwam er ook nog het probleem van de hotel reservaties bij. Ik probeerde de ganse groep samen in één hotel te krijgen, maar ook dat geeft problemen. Fabriano heeft maar 3 kleien hotels. Leiders van andere landen vernemen soms pas inFabriano waar hun landgenoten logeren, maar dat wilde ik niet. Ik ben dus nu meer de “lijder” dan de leider. Ik zal nu voor de achtste keer gaan op 77jarige leeftijd en dan moet er maar iemand anders de kar trekken. Ik ben erg blij dit gedaan te hebben en de medereizigers zijn ook steeds uitermate tevreden. Maar voor mij stopt het na dit jaar en het is niet alleen de rompslomp voor het regelen maar ook de ouderdom speelt parten en begin ik te voelen. Sollicitaties voor opvolging zijn welkom. Mao tis nie aol nao de wuppe, hoor.

Leren copiëren of leren schilderen?

Group-painting2

Een Master Class volgen is op dit ogenblik geen probleem meer. Er zijn erg veel Masters en er zijn zeer veel kandidaten. Geen probleem dus. Allen willen ze voldoende betalen om van een master te leren schilderen. En daar zit het probleem. Als ik de resultaten zie die men erg fier op internet post dan leren deze masters niet schilderen maar ze leren deze bereidwilligen hun eigen werk copiëren. Ze kunnen dus allemaal fier pronken met een copie van een aquarel van de master. Iedereen staat op de foto met dezelfde aquarel en meestal heeft de man die de les geeft nog flink geholpen, al dan niet vrijwillig. Deze personen leren die cursisten dus allemaal een truckje. Iedere master zijn truckjes.  Maar zo leer je nooit schilderen. Hoe erg deze slachtoffers ook hun best doen. Om te leren schilderen moet je eerst leren waarnemen, daarna tekenen en ten slotte schilderen. Dit wil zeggen oplossingen vinden voor de toonwaarde, de compositie, de kleurrenmenging, de contrastwerking enz. Je kan ook niet op een namiddag, een ganse dag of 5 dagen niet leren schilderen met aquarel, daar is jaren werk aan. Ook de titel van Master is een titel die men in de aquarelwereld te pas en te onpas gebruikt. Een Master in aquarel worden dat doe je niet zelf dat is een benaming voor iemand die op zeer hoog en artistiek niveau gebruik maakt van waterverf. Maar daar kijkt men niet naar als men maar naar huis kan gaan met een aquarelletje. En het toppunt van al is dat ik al enkele keren hoorde dat een master boos was en werk van een tentoonstelling wilde verwijderen omdat het een copie van zijn werk was. Zijn deze masters vergeten dat ze dit zelf voor wat slijk der aarde mogelijk gemaakt hebben of ingericht? Nu ik dit zo lees tis aol nao de wuppe!

Openingstoespraak Fernand Haerden

AankondigingCCMMFernandHaerden

Mijn tentoonstelling in Maasmechelen is op zondag 2 december onder grote belangstelling geopend. De openingstoespraak van de heer Fernand Haerden wil ik jullie niet onthouden.

Tejo Van den Broeck     75 jaar

Het fotorealisme – waartoe het werk van Tejo Van den Broeck (1943) gerekend wordt – is ontstaan omstreeks midden jaren ’60 van de vorige eeuw met een bloeiperiode in de jaren ’70 en ’80. Het betreft een figuratieve stijl waarin de werkelijkheid zo realistisch en neutraal mogelijk weergegeven wordt. Ontstaan bovendien in de VS als reactie op de toen heersende Arte povera, Land art, Body art, Conceptual art en Performance art, die het schilderen overbodig leken te hebben gemaakt. Representatieve fotorealistische kunstenaars zijn o.m. de Amerikaan Chuck Close (1940), die levensgrote portretten schildert van vrienden, familie, bevriende kunstenaars of beroemdheden; de Duitse veelzijdige kunstenaar Gerhard Richter (1932), met zijn vaak vervagende portretten; de Belg Antoon De Clerck (1923-2001) die een loepzuivere dagelijkse werkelijkheid schildert, terwijl Pol Mara (1920-1998) en Roger Wittevrongel (1933) op sublieme wijze stillevens, interieurs, de wereld van de vrouw in een fotografische droomwereld weergeven. Niet alleen op tweedimensionaal vlak bereikte men vaak het summum van een fotografisch evenbeeld, ook driedimensionaal slaagde men daarin, met dien verstande dat men dan spreekt van hyperrealisme. Kunstenaars als de Amerikanen John de Andrea (1941) en Duane Hanson (1925-1996) gebruiken levende modellen om levensechte figuren in kunsthars/epoxyhars te creëren, terwijl George Segal (1924-2000) daartoe gips gebruikt. De Australische beeldhouwer Ron Mueck (1958) schept dan weer hyperrealistische minuscule of zeer grote beelden van mannen en vrouwen in silicone en fiberglas. De Belg Jacques Verduyn (1946) creëert met zijn vrouwenfiguren in polyester, terracotta of gips schoonheid in eenvoud. Foto- en hyperrealisme worden niet zelden verward of vereenzelvigd met de popart, waardoor ze effectief beïnvloed zijn en waarmee inderdaad overeenkomsten bestaan wat realistische weergave betreft, maar inhoudelijk is er wel degelijk sprake van verschil, vermits de popart in Engeland ontstaan in de jaren’50 volgens een van haar grondleggers, Richard Hamilton (1922-2011), ‘populair, vluchtig, massaal geproduceerd, geestig, sexy, glamoureus’ moest zijn, kenmerken die grotendeels niet thuishoren in het fotorealisme, zeker niet, als je er de kritisch-ironische blik op de maatschappij aan toevoegt. Met een beetje verbeelding kan je Street art als een 21ste-eeuwse mengvorm van popart en fotorealisme beschouwen, dit om aan te geven dat kunststijlen soms plots ontstaan, een hoogtepunt beleven, maar nooit definitief verdwijnen, want ofwel in een andere gedaante later opduiken ofwel in het werk van adepten blijven nagloeien.

Dit laatste is dus duidelijk het geval in de persoon van kunstenaar Tejo Van den Broeck (Mol, 1943). Hij studeerde aan het Hoger Instituut voor Kunstonderwijs te Hasselt, waar hij eerst Publiciteit (Rik Rappoort), nadien de opleiding Schilderen volgde bij Vincent Van den Meersch (1912-1996), docent, mentor en stuwende kracht van de Research Group Hasselt, waartoe ook Hugo Duchateau, Jos Jans, Helene Keil, Jan Withofs en Dré Sprankenis behoorden, een groep enthousiaste kunstenaars die aansluiting zochten met de nationale en internationale kunstscene. In 1972 hield de Research Group op te bestaan, maar werd op initiatief van o.m. Ludo Raskin in 1973 de Limburgse School gesticht, met leden van de Research Group, aangevuld met Rik Coolen, Ado Hamelrijck, Piet Stockmans, Gido Vanlessen en Tejo Van den Broeck.

In de daarop volgende jaren gaf Tejo Van den Broeck les aan de toenmalige Gemeentelijke School voor Plastische Kunsten te Eisden en werd hij docent grafische vormgeving en waarnemingstekenen in het kunstonderwijs aan het SHIVKV (Stedelijk Hoger Instituut voor Visuele Communicatie en Vormgeving) te Genk. Nam hij deel aan groepstentoonstellingen, behaalde hij diverse prijzen, vermeldingen en selecties: Jeune Peinture Beige (selecties en onderscheidingen ’70 en ’72), Prijs van Rome (selectie ’73,), Europaprijs (bronzen medailles ’71 ,’73, 76). Werd hij in 1999 lid van AIB, het Aquarel Instituut België vzw, nam hij als AIB-lid deel aan tentoonstellingen in het buitenland, vooral aan de jaarlijkse Internationale Aquarel Tentoonstelling in Fabriano, Italië (deelnemers uit meer dan 60 landen met meer dan 1000 werken), waarbij hij sinds 2013 selectieheer en leider is van de Belgische delegatie. Is hem in 2012 de Prijs voor Beeldende Kunsten van de stad Beringen toegekend. Heeft hij in 2018 op uitnodiging deelgenomen aan de International Watercolor Biennal in Pakistan, de International ‘Masters of Watercolor’ in St.-Petersburg (Rusland) en werd hij met 5 werken opgenomen in het boek ‘Masters of Watercolor’, waarin de 20 beste portretaquarellisten ter wereld vermeld staan.

In de schilderscarrière van Tejo Van den Broeck dienen twee periodes onderscheiden te worden: de periode voor 1984 en de periode erna. De eerste periode wordt gekenmerkt door enerzijds enkele werken in olieverf, die hij als volslagen autodidact geschilderd heeft. Daartoe behoort een eerste zelfportret (energieke jongen met zelfverzekerde blik) uit 1963. Anderzijds heeft hij na zijn opleiding bij Vincent Van den Meersch acryl gebruikt in wat de handschoenenperiode genoemd wordt (begin jaren ’70). Het was de tijd waarin hij naar eigen zeggen ‘nog geen figuur aankon’. Die periode leverde een reeks boeiende werken op, die aansluiten bij het surrealisme van René Magritte (1898-1967). Het zijn werken waarin de kunstenaar niet van buitenaf in het werk aanwezig is, maar zijn aanwezigheid in het werk bevestigt via een sterk gepersonaliseerde handschoen, die zich losmaakt of losgemaakt heeft van haar anonieme bezitter en verzelfstandigd in zijn plaats optreedt. (Handen zullen een belangrijke rol spelen in het werk van deze kunstenaar, maar in deze acryls zitten ze dus nog verstopt in een handschoen.) Tejo Van den Broeck creëert hier gelijktijdig meerdere ruimtes. Er is de anonieme ruimte van waaruit de handschoen opereert; er is het geschilderde raam (halfopen of dicht), dat telkens links of rechts afgesneden is en op die manier refereert aan een fotografisch procédé, tegelijk op het gewone leven focust: een landschap met een koe, wat bomen en een plas; er is dat geschilderde landschap dat op zijn beurt schril contrasteert met het technisch gefabriceerde frame van het raam. Leven en kunst, het landschap en het artificieel technische komen hier samen. De anonieme eigenaar van de handschoen, die niet uit zijn eigen schaduw durft te treden, vult toch frontaal de kamer/de buitenruimte, richt zich tot de kijker en verlaat op die manier het schilderij, de actie overlatend aan zijn deus ex machina: de handschoen. Deze zweeft a.h.w. door de ruimtes, zowel binnen als buiten. Een handschoen die als dominante regelaar het (theatrale) spel bepaalt.

In het werk met dubbele schaduwfiguren legt Tejo Van den Broeck dan weer effectief de link met het schaduwtheater, zoals zich dat ontwikkelde sinds het fin de siècle in o.m. Parijs en Praag, waarbij donkere silhouetten een visueel verhaal vertellen. Deze schaduwfiguren figureren bij Tejo niet op een podium, maar in een omkaderde en strak betegelde ruimte in een creatief gehanteerd perspectief. Het zijn werken die onomstotelijk hun schaduw vooruitwerpen naar de reeks zelfportretten van eind jaren’70 én zeker naar de latere geaquarelleerde ‘zelfportretspiegels’.

Typerend voor de acryl zijn de op deze tentoonstelling aanwezige ‘Het schilderen van een zelfportret’ uit 1977 en het ‘Familieportret’ uit 1978-1979. Werken die blijven intrigeren. En wel omdat ze model zullen staan voor alle portretten die nog geschilderd zullen worden en die alle in de eerste plaats met kijken te maken (zullen) hebben. Kijken vanuit alle hoeken. Kijken met de ogen van de schilder op het doek/de ogen van de geschilderde/onze ogen als kijkende buitenstaanders/de ogen vanzelfsprekend van de schilderende Tejo. Er wordt dus steeds met andere ogen gekeken. Met andere gevoelens ook. En andere interpretatie. Waardoor het geschilderde in al zijn herhaling verrassend nieuw en boeiend zal blijven. Welnu, de Franse filosoof Merleau-Ponty (1908-1961), voor wie de waarneming als uitgangspunt gold in zijn filosofie, stelde ‘dat het lichaam als middel van waarneming fungeert en dus in de expressie een belangrijke rol speelt.’ Hij gaat er m.a.w. vanuit dat het menselijk zien een lichamelijk proces is (‘Le peintre apporte son corps’), dat het voelen wat men ziet zonder lichaam onmogelijk is, zodat zien lijfelijk contact betekent met de dingen die men ziet. Is het trouwens ook niet zo dat een danser of pianospeler op het moment van de uitvoering meer een beroep doet op zijn/haar lichaam (voeten en handen) dan op de geest?

Maar nu terug naar ‘Het schilderen van een zelfportret’ uit 1977, dat een sleutelwerk is gebleken. En wel omdat alles wat hierop volgde, ook effectief een gevolg ervan was, zoals hierboven reeds aangegeven. Waarmee ik bedoel dat met dit werk alle andere ook geschilderd zouden zijn, als Tejo Van den Broeck niet over de creativiteit had beschikt, waarover hij effectief beschikt. Opvallend in dit werk is de voorliefde voor vlakken en bijgevolg ruimtes, waardoor een (zij het beperkte) diepte ontstaat. Een diepte die afgeblokt wordt door een neutrale uit vierkante tegels bestaande wand. Deze wand doet de focus op de schilderende activiteit niet verzwakken enerzijds, want versterkt anderzijds het contrast tussen de meetkundige vormen en de losse beweeglijkheid van zowel de schilderende figuur als het geschilderde portret. Er zijn hier m.a.w. drie Tejo’s in gesprek, drie kijkende Tejo’s.

In ‘Familieportret’ uit 1978-1979 kijken we naar drie werkelijkheden, worden we met drie niveaus geconfronteerd. De eerste werkelijkheid is het geschilderde zelfportret met dochter; de tweede is de dochter en de echtgenote, die beiden buiten het zelfportret staan; ten slotte is er het hele schilderij dat voor ons kijkers bestemd lijkt. Interessant wordt het kijken van de geschilderde Tejo en de tonende echtgenote: ze kijken naar buiten, elk vanuit zijn/haar niveau, uit het schilderij, naar ons dus. Niet alleen de echtgenote houdt de lijst vast, maar ook de geschilderde Tejo doet dit, binnen diezelfde lijst staand. Verdubbeling van handeling bijgevolg met overschrijding van ruimtes en spelen met gelijktijdigheid die er in feite niet is. Verrassend is het kijken van de geschilderde dochter, die heel bewust naar zichzelf kijkt (als naar een ander), buiten de lijst staand. Een interactie die op een speelse manier de strakke compositie doorbreekt, die echter vol spitse vondsten zit.

Halverwege de jaren ’80 ruilt Tejo dan de acryl voor de aquarel en hoewel hij geen enkele ervaring had in het gebruik van zuiver pigment met water, heeft hij zich zoals uit het voorgaande blijkt voldoende bekwaamd in het op papier zetten van de menselijke figuur. Niet zonder reden noemt Tejo Van den Broeck – die uren aan zijn tekentafel zit – zichzelf een atelierschilder, die slechts zelden en plein air werkt. Welnu, in haar roman ‘Een soort van liefde’ beschrijft de Pools-Belgische filosofe Alicia Gescinska (1981) een man die elke avond achter zijn piano zit en niet speelt om gehoord te worden, maar ‘om bij de kern te komen van wat het is om mens te zijn’. Of zoals kunstenaar Sam Dillemans (1965) het verwoordt: ‘Je schildert om zo dicht mogelijk bij je hart te komen’.

Als aquarellist is Tejo Van den Broeck wellicht het meest gekend om zijn portretten en zelfportretten (waarover later), maar niet alleen de wijze waarop hij met ‘Handen’ omgaat (net als zijn ogen zijn kostbaarste bezit als kunstenaar) is opmerkelijk, maar ook zijn Italiaanse landschappen, gebouwen (‘Casino Beringen’- ‘Alden Biesen’), interieurs (‘C-Mine Genk’) en naakten zijn het vermelden waard. We mogen hier zeker zijn ‘Tejoretische Schilderijtjes’ niet vergeten, een reeks van kleinere aquarellen, ontstaan vanaf 1996 en geïnspireerd door René Magritte.

De Tejo-retische werkjes lijken tussendoortjes, zijn tegelijk speels-ironische commentaren op feiten, gebeurtenissen uit het dagelijkse leven, a.h.w. faits divers, verbaal verpakt in een zegswijze, beeldend in een vorm die duidelijk refereert aan René Magritte, een verwijzing trouwens die als dankwoord telkens geformuleerd wordt. Meestal zijn ze samengesteld uit drie delen: twee voorwerpen en een tekstje (zegswijze). Het geheel heeft een dubbele bodem en de tekst fungeert als het letter-lijke bindmiddel, als verduidelijking voor de buitenstaander. Toch ontsnappen deze Tejoretische schilderijtjes ook zonder bijkomende uitleg aan wat inside joke kan genoemd worden.

In de aanhef is gesteld dat het fotorealisme – waartoe Tejo Van den Broeck behoort, (zich er alleszins mee verwant voelt,) -zo natuurgetrouw en neutraal mogelijk te werk gaat. Het streven naar een aan de werkelijkheid gelijkende afbeelding, kan beaamd worden, maar neutraliteit maakt er bij Tejo heel uitdrukkelijk geen deel van uit. Hij maakt het ons daarbij niet gemakkelijk, want noemt zichzelf conceptueel kunstenaar, omdat vooraleer hij begint te schilderen, het concept in zijn hoofd al af is. Waardoor de vraag naar het toeval in zijn werk overbodig lijkt te worden. Een te snelle conclusie die niet blijkt te kloppen, zoals de geaquarelleerde (zelf-)portretten zullen bevestigen. Schilderen naar de werkelijkheid is er vanzelfsprekend in hoge mate bij, maar wordt het niet tegelijk spelen met die realiteit, die hij toch zo ongelooflijk goed beheerst? En maakt hij tijdens dat spel geen openingen om het toeval – in dit geval de creativiteit – binnen te laten? In zijn manier van schilderen om zo dicht mogelijk bij de realiteit te komen – waarbij het concept dus klaarligt – is hij immers in de steeds wisselende uitbeelding de meest vrije kunstenaar en wel omdat hij tijdens het schilderen de regels van het spel volledig zelf bepaalt, wijzigt, negeert. Voor Immanuel Kant (1724-1804), Duits filosoof, is kunst een middel om iets mee te delen. We zijn daarbij in staat om met onze zintuigen de wereld/de werkelijkheid waar te nemen, maar zullen die werkelijkheid niet zien zoals ze werkelijk is, alleen maar zoals ze zich aan ons voordoet. Willen we haar dichter benaderen, is het nodig ze te bekijken vanuit verschillende perspectieven. Hieraan kan de opvatting van Friedrich Nietzsche (1844-1900), eveneens Duits filosoof en beïnvloed door Kant, gekoppeld worden, als hij beweert dat de alomvattende objectieve waarheid niet bestaat, dat men er alleen interpretaties kan van kennen. Welnu, wie de (zelf-)portretten van Tejo Van den Broeck met aandacht bekijkt, zal gefascineerd worden door de zich steeds maar herhalende pogingen van de kunstenaar om via dat door hem gekende lichaam zichzelf te doorgronden. Elk nieuw en bijgevolg noodzakelijk werk is een ontbrekend deel, een interpretatie ervan. Stelt hij via die herhalingen zichzelf in vraag? Wil hij samen met zijn geschilderd evenbeeld meegroeien in tijd? Is het emanatie van wisselende emotie? Of is het een constant en een nooit voldaan esthetisch spel? Komt daarbij dat het verrassend nieuwe zich niet alleen beperkt tot het creëren van andere situaties, vanuit een ander perspectief: liggend in het zand, in het gras, in het water, ingepakt in noppenfolie, staand met zwarte of gele plakband voor mond of ogen (gemuilkorfd of zichzelf gemuilband?), zichzelf ‘ontmaskerend’, zichzelf monsterend, uitdagend, plagend, contact zoekend tussen schilderende Tejo en geschilderde Tejo, ruggelings of frontaal naar ons of naar zichzelf gekeerd, maar dat het verrassend nieuwe ook in de contrasten zit wat coloriet, sfeer, humor, ironie, gelaatsuitdrukking betreft. Ten slotte zit de verrassing, het contrast, de verwarring vooral in de vrije manier van schilderen: in vegen, in kliederend haar, in open plekken op papier, in spiegels, ramen, deuren als vlakken, in licht, spiegelend licht en schaduw als ingenieus spel, in overlappingen, misleidende verschuivingen, in de schildering van zand en water die tastbaar worden, in een zelfportret dat niet op de schilder lijkt, in de vraag doen stellen waar de aquarel begint en waar ze eindigt. Net zoals in zijn Tejoretische werkjes zijn vele van deze aquarelen antwoorden op situaties waarin hij verzeild is geraakt. Waarbij hij niet altijd de bedoeling heeft om ‘schoon’ te schilderen, zodat hij tegenstellingen niet schuwt: door met schijnbaar brede vegen het papier onbedekt te laten en zo de idee van ‘wegvegen’ te creëren, terwijl het om ‘ontbreken’ gaat.

Wie schreef ook weer dat vernieuwing bestaat in het leggen van nieuwe verbindingen tussen bestaande structuren?

Tejo Van den Broeck misleidt ons, ontglipt ons, duikt steeds op in andere gedaantes. Laat zich niet (in één werk) vatten. Hij ontluistert niet. Verfraait niet. Verliest zich niet in overbodige details. Drukt op subtiele manier emoties uit. Het vaste patroon heeft een sluipweg gevonden.

Fernand Haerden nov.-dec. 2018

Mijn dank gaat ook in het bijzonder uit naar Eef Proesmans die me uitnodigde om in CCMaasmechelen tentoon te stellen

Eef

Spelen met ligt, licht me wel !

LigtLichtmewel

Na enkele weken stil gelegen te hebben door zaken die je beletten te schilderen, ben ik terug bezig. Ik wilde nog graag een werk maken dat ik in CcMm wilde hangen en daarna zal ik er  mee deel aan de selectie in Mol voor ons volgend Salon (thema: licht) in Aarschot. Het is een beetje weken tegen de tijd, zo voel ik het toch alhoewel er nog tijd is. De lijsten zijn besteld, dus als het af is kan het zo de lijst in. De titel voor dit werk “Spelen met ligt, licht me wel !” had ik al even, het idee voor het werk ook. Alleen moest ik het nog maken. En nu maar schilderen, toch het fijnste dat er bestaat. Ik heb ook een hele tijd door al die problemen geen post meer geplaatst op mijn blog, ik verontschuldig me bij de talloze volgers. Maar nu dat nie alles noa de wuppen is doen we verder.

Onbekende hedendaagse artiest in Beringen

AltijdIemandsKindA

Ik krijg vandaag een uitnodiging van  de Casino in Beringen, ja dat krijg ik nog van daar, voor een tentoonstelling rond oorlog en geweld. Een interessant thema waar ik ook al rond werkte. Maar het is systematisch dat men me in Beringen over het hoofd kijkt. Ik begrijp dat niet en hoe kortzichtig kun je als plaatselijke Culturele inrichters zijn. Mocht dat nu eens gebeuren dan heb ik daar geen enkel probleem mee, maar zoals ik al schreef het gebeurd systematisch! Waarom? Mijn tentoonstelling voor 60 jaar schilderen en 75 jaar oud gaat ook hier niet door. Nooit vroeg men me dat, wel natuurlijk toen Marleen Verheyen en Jan Vanhamel nog aan het roer stonden. Maar dat was in de middeleeuwen. Na Pakistan, St.Petersburg, Fabriano, Genua en Avignon kan me dat eigenlijk niets schelen. Maar toch lucht ik hier even men hart alvorens verder te gaan schilderen en hierdoor in de zevende hemel terecht te komen. Gegroet Marijke. Tis tog aol noa de wuppen!

Gelukkig kan ik schilderen…

Kan ik naar de dokter logo copy

 

Mijn 75ste verjaardag heeft me nog niet zoveel geluk gebracht. Alhoewel het de gewoonte is op Facebook en andere sociale media om het alleen maar over successen en triomfen te hebben wil dit toch even relativeren. Ik ben al meer bij de dokter geweest dan ooit tevoren. Steeds prullen denk je maar zeer vervelend en tijdrovend. Nu heb ik reeds enkele dagen een ontsteking van de zenuw die van het oor naar de kleine hersenen gaat. Gevolg ik ben zo duizelig als een tol. Moet dikwijls noodgedwongen op bed liggen tot de medicatie helpt. Daarbij heb ik nu een tenniselleboog van het zwemmen. Ik ben dus reeds enkele tijd aan het zwemmen en blijkbaar zwem ik nu te veel schoolslag en daardoor heb ik een ontstoken zenuw in mijn elleboog. Komt daarbij dat ik nogal dikwijls moet plassen ’s nachts en van die medicatie krijg ik zwellingen achter het oor en op de zijkant van mijn voorhoofd, dus stoppen met de medicatie en maar plassen. Me voorbereiden voor een holep ingreep of behandeling. Op mijn verjaardag ben ik tegen een smeedijzeren paard gelopen, hoofd tegen hoofd, het gevolg was dat ik een maand later hoofdpijn kreeg.  De dokter stuurde me onder de scanner met als gevolg geen paardenhoofd maar sinusitis aan de rechterkant. Ik hoop dat het allemaal snel over zal waaien want ik heb nog redelijk veel werk. Voor mijn solotentoonstelling in december wil ik nog enkele werken maken die klaar zitten in mijn hoofd, alleen ik moet ze nog schilderen. Mijn knechten weten van toeten of blazen dus die moet ik dat niet laten doen. En ik moet zeer dringend beginnen aan mijn werken met LICHT voor het volgenden salon van het AIB. Ik heb dus eigenlijk geen tijd meer over om ziek te zijn. Dan vergeet ik nog te vertellen dat ik eindelijk terug normaal kan kijken met mijn ogen en dat mijn oren het in de tussentijd begeven hadden en daar is ook een zeer dure oplossing voor gevonden en eindelijk ben ik er min of meer aan gewoon. Oeefffffff!  Tis nual ganz noa de wuppen!

Tentoonstelling Fotoclub Digipelt presenteert ????

Palethe-1

Reeds lang vroeg men me deel te nemen aan een tentoonstelling over het gebruik van foto’s in de schilderkunst. Ik was eerst niet happig om deel te nemen maar na lang aandringen en ook bevestigde deelnamen van enkele andere artiesten stemde ik toe.

Ik zou de foto’s bezorgen die ik gebruikte om een aquarel te schilderen. Het werk dat in een lijst zat wilde men ter plaatse hebben alhoewel ik daar zelf perfecte opnames (300 DPI en meer) kon van leveren, want die gebruikte men zelfs voor de expo in Sint Petersburg en voor het boek “Masters of Watercolor”. Maar neen dat was niet goed, dus werk uit de lijst en naar Overpelt gebracht. Vandaag kwam men men werk halen en liet men me glunderend het resultaat zien. Een donderinslag hier in Koersel. Ik zal even opsommen wat er zoal op geweldig amateuristisch overkwam en me het ergste liet vrezen voor de expo. De aquarellen staan zwart omrand in het boek. Mijn aquarel die men dus in levende lijve in huis had staat er ongeveer half op. Ik gebruikte 2 foto’s en men gebruikte er één half. En om alles te bekronen staat mijn naam ook nog eens verkeerd in dit boek. Het voorgevoel dat ik bij de eerste contact name had heeft me niet bedrogen en ik had moeten passen voor zulk een amateuristische bedoening. Ik deed zelf al honderde keren mee aan een tentoonstelling maar dit treft alles. Waarom laat ik me vangen. In dit boek is ook een serieuze kans gemist om daar wat diioding bij te geven. Het is een louter prenten boekje geworden. Geen uitleg, CV of andere info.

Hieronder nog de volledige aquarel. Tis aol nao de wuppen!TVB_WatEnDw

Kracht²

Detail uit Brief aan Theonardo

Ik kom er langzaam aan achter dit ik niet veel kan, en het enige wat ik al jaren kan en ook nog eens graag doe is schilderen en het lot heeft er voor gezord dat ik dat al enkele jaren naar hartenlust kan doen. Wat een luxe en daar put ik de kracht uit om verder te gaan. Want kracht moet je hebben en om kracht  te hebben moet je gezond zijn. En om zonder hulp tegen beter weten in toch bezig te blijven met je “hobby” moet je ook kracht hebben. De kracht put ik uit de fantastische bezigheidstherapie die ik kan beoefenen. Toen ik nog een ongeschoolde jongen was tekende ik al erg veel. De broer van mijn vader waar ik in Aarschot steeds naast zat als hij schilderde moedigde me daarin aan. Ondanks mijn grootmoeders opmerkingen dat ik niet bij haar op verlof was maar bij “Nonkel Hubert” . Nog later ging ik naar “Sint Lucas” en volgde Reklame om mijn vader te plezieren en ook omdat schilderen er nog geen specialiteit was. Toen dat wel zo was had ik mijn diploma van “Publiciteit” al en gaf ik avondles. Dus tijd om me in te schrijven voor “Chevalet schilderen”. Een groot gedeelte van het atelier waren jonge meiden en een enkele jonge man,  de anderen waaronder ik waren vrije leerlingen. Ik deelde het atelier van Vincent met oa André Sprankenis en Jos Jans. Zo rolde ik in het artistiek milieu en nam deel aan wedstrijden doorheen het land. Ik kreeg vermeldingen in Europaprijzen, Jeune Peinture en Prijs van Rome. Mijn werken werden gekocht door de Belgische staat, Vlaamse gemeenschap, Provincie Limburg en vele particulieren. Ik maakte er kennis met de haaien en soms garnalen van de kunst- en galerijwereld. Na enkele van deze kennismakingen besliste ik om op eigen kracht verder te doen. Ook al bleek ik plots geen jong aankomend talent meer te zijn maar iemand van de oude garde. Maar wat bleef was het plezier om iets uit te denken en dit idee dan uit te werken en er een werk over te maken. Dat heb ik steeds blijven doen tot op de dag van vandaag. Ik heb eveneens beslist om zelf niet meer te betalen om mijn werken te mogen tonen. Ik heb de pretentie om te zeggen als je mijn werken wil tentoonstellen doe dan een voorstel en vraag me dan maar regel alles zelf. Ook daar heb je kracht voor nodig. Maar na 60 jaar investeren in deze geweldige hobby moet men daar maar iets tegenover stellen. En ach ja in het land van de blinden en de éénoogigen ben ik de man die altijd zichzelf schildert. Diegene die maar één werk ziet of niet verder kijkt dan zijn neus lang is komt tot deze vaststelling. De aandachtige kijker ziet dat er MEER is. Want ik ben eigenlijk een conceptuele kunstenaar. Tis aol nao de wuppen!

vuistje-b

Tejo Van den Broeck

The almost blind painter is waiting again

BlindPainterII

Na enkele weken van optimisme zijn we terug bij af. Het begon met de krant, steeds zoeken voor de juiste houding, juiste afstand, juiste invalshoek …erg vermoeiend! Na verloop van tijd toch naar de optieker want slechte bril. Maar het lag niet aan de bril maar aan de ogen. Ik probeerde een afspraak met een andere oogarts, na onjuiste informatie over verschillende oogzaken en betalingen. Ten vroegste januari 2019 een mogelijkheid tot consultatie!!! Dan maar via het hospitaal. Ook ben ik nog eens bij mijn vriend Jan Min op schriftelijk consultatie geweest en hij suste me. Waarschijnlijk nastaar?!? D.w.z.Enkele maanden tot jaren na een cataractoperatie kan zich nastaar ontwikkelen. U ziet geleidelijk aan steeds waziger alsof de cataract terugkomt. De kunstlens  zit  in  het  oorspronkelijke  lenszakje  waar  uw  oude, troebele lens in zat. Dit zakje kan troebel worden door achtergebleven cellen die gaan toenemen en de achterwand van het lenszakje bedekken. Dit noemen we nastaar.En een groot deel van de mensen die aan cataract worden geopereerd, krijgt na maanden tot jaren na de oorspronkelijke cataractbehandeling nastaar. Nastaar is snel, veilig en pijnloos te behandelen. Tot daar de uitleg. Gisteren begaf ik me naar een plotseling vrij gekomen afspraak bij de oogarts, ik heb toch nog eventjes 135 minuten moeten wachten, en dan volgde het verdikt: ja er is aan beide ogen littekenweefsel van de cataractoperatie, dus nastaar, dat we moeten weglaseren. In het hospitaal is geen laser aanwezig anders deed ze het dadelijk. Ik tracht je er ergens tussen te duwen zegt een erg attente oogarts. Ik vroeg op wat spoed want ik zou voor mijn tentoonstelling in december toch nog graag enkele nieuwe werken schilderen. Liefst in aquarel want de braille techniek heb ik nog steeds niet onder controle. Vandaag de verlossende telefoon. Op 26 juni gaat men mijn beide ogen laseren. Ik ben eens benieuwd. Ik heb, zoals ik net liet weten, nog enkele werken in mijn brein klaarzitten maar ik moet ze wel nog maken en dat is nu juist het probleem…dat gaat niet met deze ogen. Maar volgens een welbepaalde buitenlandse vriendin mag ik over al deze zaken niet klagen, ze zegt dat ik de indruk geef van een een mislukte, teleurgestelde kunstenaar. Maar in mijn ogen geeft deze Tejo niet die indruk, maar ja hij ziet slecht. Dus noch nie alles is noa de wuppen …tis ien en al een grout fiejest.